11. Het regent

Sarah en haar broertje Lars zitten voor het raam.
Ze vervelen zich.
Ze hebben al met de blokken gespeeld.
En ook hebben ze al gekleurd.
Het liefst willen ze naar buiten.
Maar het regent.

Het regent al de hele dag.
Buiten is alles nat.
Wat is er?” vraagt moeder.
Ze ziet de twee treurige gezichtjes.
We vervelen ons zo”, moppert Sarah.
We willen buiten spelen”, zegt Lars.

Moeder kijkt door het raam.
Nou, dan doen jullie dat toch”, zegt ze.
Verbaasd kijken Lars en Sarah naar hun moeder.
Maar het regent”, zegt Sarah.
Moeder moet lachen.
Wat maakt dat nu uit”, zegt ze.
Jullie zijn toch niet van suiker.”

Van suiker?” herhaalt Lars.
Wat bedoelt moeder daar nu mee?
Suikerklontjes smelten in het water”, legt moeder uit.
Smelten jullie ook in de regen?”
Nu moeten Sarah en Lars lachen.
Nee, natuurlijk niet!”, roepen ze in koor.

Dan gaan ze hun regenpakken aantrekken.
Want met een regenpak aan worden hun kleren niet nat.
Sarah heeft een rood regenpak.
En Lars een blauwe.



Ze rennen het pleintje op voor hun huis.
Overal liggen grote plassen.
Lars en Sarah springen er met hun laarzen in.
Het water spat omhoog.
Ze gillen van plezier.

Sarah begint te zingen:
Het regent, het regent.
De pannetjes worden nat...”

Buiten spelen is altijd leuk.
Of het nu regent of niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten